De prins van valse schijn – Recensie Volkskrant

De prins van valse schijn

Recensie Bernhards oorlog

Prins Bernhard liet het zichzelf aan niets ontbreken tijdens de Tweede Wereldoorlog, die hij eerder vierde dan voerde. Meeslepend en scrupuleus legt biograaf Dik van der Meulen de oorlogsjaren vast.

JAN TROMP

MARTYN F. OVERWEEL

In 1939, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, had prins Bernhard een ontmoeting met een ervaren lid van de Raad van State, het adviesorgaan van de regering. De prins had zich eerder gestoord aan het defaitisme in Nederland; begrijpelijk dat hij op zijn achterste benen ging staan toen zijn gesprekspartner veronderstelde dat het land zich niet echt zou verdedigen bij een inval van die sterke Duitsers. Bernhard: ‘Als de Duitsers komen, zullen we hen met alles wat ons ten dienste staat bestrijden!’

Zo standvastig althans staat de ontmoeting beschreven in de geautoriseerde Bernhard-biografie uit 1962 van de Amerikaan Alden Hatch. Dik van der Meulen noteert in het zojuist verschenen Bernhards oorlog: ‘Andere bronnen laten een minder vastberaden prins zien.’

Een paar maanden later, aan het begin van de oorlog, was de prins in het nog niet bezette Zeeuws-Vlaanderen, anoniem, slechts in gezelschap van zijn adjudant. Het tweetal kwam een vrachtwagen vol NSB’ers tegen. De kerels waren door Nederlanders gearresteerd om afgevoerd te worden naar Frankrijk. De prins sprong uit zijn auto en riep: ‘Laten we ze hier onmiddellijk neerknallen.’ Wat een gemotiveerdheid voor een van oorsprong Duitse jongeman, nog amper drie jaar in Nederland. Biograaf Hatch tekende het voorval op uit de mond van de prins zelf. Van der Meulen plaatst kanttekeningen: ‘Het ligt meer voor de hand dat de prins zijn incognito behield, wat ook uit een andere getuigenis valt op te maken. Een van de NSB’ers in het konvooi verklaarde naderhand: ‘Dat liegt prins Bernhard. (…) Hij fantaseert.’Bernhards oorlog is een knap vervolg op de fascinerende biografie over de prins van Annejet van der Zijl uit 2010, Een verborgen geschiedenis. Zij dook in de jeugdjaren van Bernhard, in het Duitsland tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Menige mythe prikte ze door: de familie Zur Lippe-Biesterfeld behoorde niet tot de traditionele landadel, men was geen grootgrondbezitter, het landgoed van Bernhards ouders was lange tijd vooral een ruïne, geld was gedurig een probleem. Bernhard creëerde intussen op vaak weergaloze wijze een wereld van de valse schijn voor zichzelf en voor zijn omgeving.

Toen Van der Zijl deze ‘verborgen geschiedenis’ boven water had getild, was ze wel klaar met haar protagonist. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat er een tweede deel zou volgen, maar ze had er geen zin meer in. Haar stelling was dat wie de verzonken wereld van de jonge Bernhard kent, de hele Bernhard kent en op zichzelf valt daar veel voor te zeggen. Toch levert Van der Meulen een meeslepend boek af.

Het gaat voor een deel over de omstandigheid dat Bernhard genoten heeft van de oorlogsjaren in Londen. Van de historicus J.G. Kikkert is de waarneming dat de prins de oorlog niet zozeer voerde, als wel vierde. Aan Wein, Weib und Gesang kwam Bernhard niets tekort, zo blijkt ook uit het boek van Van der Meulen. ‘B is één en al opwinding en jongenspret’, schreef koningin Wilhelmina aan haar dochter Juliana in september 1940 – de Battle of Britain was op z’n hevigst. ‘Heeft prachtavonturen die hij je zelf maar moet vertellen’, voegde ze toe. Het was wat je noemt Bernhards oorlog.

Maar pakkender of eigenlijk tragischer zijn de verhalen over Bernhard als gespleten persoonlijkheid – het valt moeilijk anders te typeren. Van der Zijl trof in haar biografie een man die ‘als prijs voor al zijn echte en vermeende grootsheid eindigde als gevangene van zijn eigen mythe’. Van der Meulen volgt dat spoor, misschien minder expliciet, maar niet minder tragisch. Bernhard was de Duitser die wél de juiste keuze had gemaakt, hij was de geallieerde oorlogsheld, bewierookt door de Engelandvaarders. In die rol plaatste hij zichzelf centraal op het schouwtoneel van het oorlogsdrama, maar in werkelijkheid was hij doorgaans een figurant, een sneue prins.

Bernhard bestookte minister van Defensie Adriaan Dijxhoorn ‘met het ene onzalige voorstel na het andere’. Zoals een eigen vliegtuig voor de prins, hij was immers hoofdverbindingsofficier? Overbodig, oordeelde Dijxhoorn. Een aangepast uniform voor vliegeniers uit Nederland bij de Royal Air Force? Onwenselijk. Een Nederlandse vliegschool op het Canadese Newfoundland? Ondoenlijk. Een hoge onderscheiding voor enkele Engelandvaarders? Onmogelijk. De prins had een kleermaker in de arm genomen, zo bekende hij aan de minister, om zijn Nederlandse onderscheidingen op zijn vliegeniersuniform te naaien. Dijxhoorn vond het te zielig voor woorden. Uit een aantekenboek: ‘Het was gewoon pijnlijk voor mij dit kinderachtige verhaal te moeten aanhooren.’

Dik van der Meulen heeft al tal van levens in beeld gebracht, van natuurbeschermer Jac P. Thijsse tot Multatuli. Hij won er prachtige prijzen mee, waaronder de AKO Literatuurprijs in 2003. Van der Meulen koestert een hartstocht voor het geschreven portret. Samen met de publicist Monica Soeting schreef hij het boekje Hoe schrijf ik een biografie?. Daarin citeren zij de Britse biograaf Richard Holmes: ‘De doden roepen vanuit het verleden naar ons, als uilen uit de duisternis. Zij vragen erom te worden gehoord, herinnerd en begrepen.’ Dus niet veroordeeld, laat staan verketterd. Je hoeft als biograaf niet van je personage te houden, maar ‘minachten is uit den boze’.

Van der Meulen schrijft in het voorwoord van Bernhards oorlog hoezeer het hem is opgevallen dat onbevangen onderzoek naar de handel en wandel van de prins ‘kennelijk lastig’ is. Het is ‘aanvallen of verdedigen, iets ertussenin lijkt niet mogelijk’. Hij noemt jammer genoeg geen namen. Daardoor blijft de aantijging naar al diegenen die hem voorgingen in geschriften over Bernhard nogal hoog in de lucht hangen.

Het neemt niet weg dat Van der Meulen scrupuleus te werk is gegaan. Meerdere keren constateert hij dat de prins niet de waarheid heeft gesproken. In het alledaagse verkeer noemt men zo iemand ook wel een leugenaar. Niet Van der Meulen. Misschien is de lading van het woord hem te krenkend, misschien meent hij dat zo’n aanduiding eerder contraproductief werkt dan dat het zijn verhaal vooruithelpt.

Tegelijk spaart hij Bernhard niet. Uiteindelijk is dit het overheersende beeld: een Duitse landjonker uit een verarmd milieu promoveert naar een leven onder de groten der aarde omdat er voor Juliana geen betere partij was te vinden dan hij, en vervolgens slaagt hij er niet in zich tevreden te stellen met zo’n reusachtige verheffing, nee, het moet meer, het moet grootser, het moet belangwekkender.

Er loopt een rechte lijn naar 1976, naar de commissie van zwaargewichten die het Lockheedschandaal onderzocht. De prins had zich gevoelig getoond voor corruptie, stond in het eindrapport, in de overtuiging – en nu komt het – ‘dat zijn positie onaantastbaar en zijn oordeel niet te beïnvloeden was’. Als de groten der aarde hun neus en vervolgens hun schouders ophalen voor de hoogmoed van de prins, creëert hij een wereld van make-believe. Dan maakt hij in de meidagen na de bevrijding een triomftocht door het land; het volk, vier, vijf rijen dik, juicht hem toe, hij, de goede Duitser die samen met de vorstin vooropging in onverzettelijkheid, vijf bittere jaren lang.

Van der Meulen haalt Hatch aan, die de prins in zijn biografie een in lange nachten opgebouwde vriendschap met president Roosevelt laat herbeleven. Bernhard vertelt: ‘Hij haalde dan meestal een fles Spaanse cognac tevoorschijn – prima spul. En we gingen nooit naar bed voor de fles leeg was. Hij stond ’s morgens tamelijk vroeg op en omdat ik ook nogal wat te doen had was ik ’s morgens eveneens vroeg bij de hand. Ik ben blij dat ik toen zoveel jonger was. Ik zou het hem nu niet meer nadoen.’

Dan ontnuchtert Van der Meulen: ‘Anders dan Bernhard suggereerde was er vermoedelijk maar één nachtelijke zitting geweest, op 18 juni 1941, en waren ze niet met z’n tweeën. Juliana was erbij. Sterker: de prinses had de Amerikaanse president en zijn vrouw Eleanor al eerder ontmoet en zíj was, als toekomstig Nederlands staatshoofd, de gast om wie het draaide.’

NON-FICTIE

Dik van der Meulen

Bernhards oorlog

★★★★☆

Querido; 320 pagina’s; € 24,99.